Afbeelding
Foto:

Uit het archief…

In het museumarchief hebben we een redelijk grote verzameling originele persoonsbewijzen uit de oorlog van inwoners van Texel. Vanaf april 1941 was het voor elke Nederlander van vijftien jaar en ouder verplicht dit document bij zich te hebben. Hoewel de persoonsbewijzen door de Duitse bezetter verplicht werd gesteld, was het niet door de Duitsers, maar door de Nederlander Jacobus Lambertus Lentz ontwikkeld. Hij was een ambtenaar bij het departement van Binnenlandse Zaken.

Twee bijzondere persoonsbewijzen zijn die van Albertus Jullens en zijn vrouw Menje Lenting. Beiden zijn geboren in Appingedam en verhuisden in het jaar voor de oorlog naar de Wilhelminalaan in Den Burg. Daar werden zij samen met hun twee kinderen, Fenje en Lambert (Bert), in mei 1939 ingeschreven. Frappant detail: op 5 maart 1942 werd de Wilhelminalaan door de Duitsers hernoemd in Willem de Zwijgerlaan, wat ook staat aangegeven op het persoonsbewijs van Menje Lenting.

Albertus Jullens was lid van het verzet op Texel en was in het dagelijkse leven werkzaam als ambtenaar bij de belastingdienst. Hij kwam in die hoedanigheid in aanraking met het Nationaal Steunfonds (NSF). Dit was een organisatie die in het geheim behulpzaam was bij het financieren van de illegaliteit in Nederland.

Jullens werd op de eerste dag van de Georgische Opstand (vrijdag 6 april 1945) tot tweemaal toe verraden door de Duitse aannemer Müller die medeverantwoordelijk was geweest voor de bouw van de bunkers op het eiland. De eerste keer werd hij opgepakt, maar door ingrijpen van burgemeester Rijk de Vries weer vrijgelaten. De Vries deed een goed woordje voor hem, omdat Jullens de vrouw van een NSB-er had geholpen, die zwaargewond was geraakt bij de beschietingen van Den Burg op 6 april. Hij werd vrijgelaten, is naar huis gegaan en ging ervanuit dat de Duitsers geen interesse meer in hem zouden hebben. Dat bleek een misrekening, want hij werd wederom opgepakt en naar de Ortskommandantur op de Groeneplaats gebracht. Inmiddels was het zondag en kon hij niet meer op hulp van de burgemeester rekenen, omdat het gemeentehuis was gesloten!

Op 8 april 1945 werd hij naar het bunkercomplex bij Texla gebracht, achter een bunker door een Duitse soldaat doodgeschoten en provisorisch begraven. Hij was 43 jaar. Op 20 mei werden zijn stoffelijke resten opgegraven en kreeg hij zijn definitieve laatste rustplaats op de algemene begraafplaats in Den Burg. Zijn vrouw overleefde de opstand en is op 15 juli 1976 overleden en bij haar man begraven.