Elisabeth,

Al enkele malen hoorde ik op jouw eiland van de sommeltjes; kabouterachtige wezens uit de lokale mythologie. Ze leven ’s nachts en worden bij het krieken van de dag onzichtbaar, is me verteld. Ik heb ze dus nog niet ontmoet. Daar moet je kennelijk een nachtbrakende Texelaar voor zijn. Wel heb ik er sporen van gezien.

Baas Duncan, een van de mannen achter onze bliksemtransfer in november, heeft bijvoorbeeld een geschiedenis met een festival dat Sompop heet. Op de Pelikaanweg kun je het Sommeltjespad kruisen. En bij De Waal ligt de Sommeltjesweg. Als je dat op een bord ziet staan, ga je toch wat langzamer rijden. Van een doodgereden haas of egel kijkt geen mens meer op, maar je zult maar net een sommeltje onder de wielen van de redactiemini krijgen. Ik heb zo’n gevoel dat de rampen zich dan in mijn verdere leven aaneen zullen rijgen.

Nu denk jij als Texelaar natuurlijk dat je uniek bent met je sommeltjes. Welnu, ik heb al vaker gezegd dat wij verwante volken zijn. Wij Wieringers hebben de sammelkes; kaboutertjes die ’s nachts metalen spullen komen stelen, als je die buiten hebt laten staan, en ze dan gepoetst terugbrengen. Ze huizen in een sammelkeskuul, een kuil aan de noordkant van Hippolytushoef. Ik heb het uit de overlevering; uit eigen waarneming kan ik er niet van getuigen. Wil Wigbout (1944-2015), kunstenaar te Wieringen, bracht ze in 2013 weer tot leven met een verhaal, waarin de sammelkes van Wieringen op bezoek gaan bij de sommeltjes op Texel.

Zouden ze echt bestaan? Je kunt niet alles weten en van ons wordt verwacht dat we dan op onderzoek uitgaan, om het mysterie tot op de laatste draad te ontrafelen. Het vloeit raar uit de pen van een journalist, maar ik zeg hier toch dat waarheidsvinding niet altijd het hoogste doel zou moeten zijn. En daar is een reden voor.

We hebben op Wieringen de Stien van Westerklief, een reusachtige zwerfsteen die een majestueuze plek had in een weiland. Het verhaal ging dat hij zich soms omdraaide. Als je op dat moment een raar gezicht trok, zou dat voor altijd zo blijven staan. Ook werd gezegd dat hij maar voor een klein deel boven de grond uitstak en dus een reusachtig formaat zou moeten hebben. De boer van wie het weiland was, vond op een dag dat de steen in de weg stond. Hij liet materieel aanrukken om hem uit te graven en te verplaatsen. Als verslaggever van de lokale krant mocht ik daar natuurlijk niet ontbreken. Wat bleek? Hij stak hooguit dertig centimeter in de grond en kwam gemakkelijk omhoog. Weg mysterie. Sommige dingen moet je dus niet willen weten.

Groeten, Henk