Afbeelding

Dit artikel is geschreven door
Elisabeth Waverijn

Elisabeth Waverijn is redacteur bij Texelse Media

Eilanders onder elkaar (114)

Eilanders onder elkaar

We hadden nog één aflevering van Eilanders van een aantal weken geleden, waarin Henk praat over zijn meeuwenfoto’s en Elisabeth als antwoord met slakken aan komt zetten. Hierna volgt een pauze in deze tweespraak, vanwege Henk’s herstel. 

Elisabeth,

Ruim tweeënhalf jaar lang reis ik vier dagen per week van mijn eiland naar het jouwe. Tijdens het woon-werkverkeer bekijk ik de vaak indrukwekkende luchten boven het Marsdiep. Inmiddels heb ik er tientallen foto’s van. Robuuste wolkenpartijen tegen een knalblauw uitspansel. Tegenlichtopnamen van zonnestralen die worden weerkaatst in de golven. Koolzwart dreigende buien. En in het winterseizoen wacht ons nu en dan prachtig morgen- dan wel avondrood.

Op een dag schikte ik weer eens wat van die foto’s en op één daarvan stond een meeuw, die mooi in lijn met de horizon voorbij kwam vliegen toen ik afdrukte. Ik postte hem op Instagram met een melig commentaar, zo van: ‘Er is altijd wat te beleven op het Marsdiep. Soms komt er een meeuw voorbij’. Dat leverde zo veel leuke reacties op, dat ik de volgende dag opnieuw een vliegende meeuw postte. En zo ging het twee maanden door, elke dag opnieuw.

Het leek me leuk, te laten zien hoe mooi en indrukwekkend meeuwen zijn, als je de moeite neemt ze goed te bekijken. De verhalen over jonge konijnen, die ze heel doorslikken, kennen we wel, sinds daar vorig jaar een foto van werd verspreid. René Pop deed laatst nog een duit in het zakje met foto’s van een meeuw die een forse rat in zijn keel laat verdwijnen. Dat maakt ze dus bij wijlen ook nuttig, denk je dan, maar ze staan toch vooral bekend om hun wreedheid. De zilvermeeuw vooral, robuust en streng. De kokmeeuw is elegant en de kleine mantelmeeuw oogt snel en wendbaar.

Ik had ook nog veel meeuwenfoto’s in mijn archief. En op de boot is er genoeg gelegenheid om meeuwen te fotograferen, zeker als toeristen ze gaan voeren. Sommige eten uit de hand. Dat bleek een paar weken geleden, toen ik in Den Helder op het opstelterrein stond te wachten. Een jongetje van een jaar of vijf liep naast zijn vader, happend van een cornetto. Daarboven cirkelde een zilvermeeuw die door de vader werd weggejaagd. Maar toen de man zich even omdraaide, maakte ook de meeuw een wending. De tweede luchtaanval slaagde. De kleuter was zijn ijsje kwijt en weende zeer. De meeuw slikte het heel door, met papier en al.

Meeuwen hebben lak aan hun reputatie. Daar valt niet tegenop te spinnen. Na zestig afleveringen was het genoeg voor deze meeuwosoof. Ik heb wel genoten van de reacties. Zo liep ik een paar weken geleden door Schagen. “Wat nou? Ben je nu ook hier al op zoek naar meeuwen?” Dat vond ik stiekem toch wel leuk.

Groeten, Henk

Henk,

Ik kan me zo voorstellen dat je het met al die rare streken van de meeuwen na zestig dagen zat bent als meeuwosoof. Bij mij thuis begint het inmiddels met de studie van slakken. Niet ik, maar Lucas. Hij wil het liefst elke dag slakken zoeken. Nou is mijn tuin vrijwel niet bestaand, omdat ik – met mijn, recentelijk officieel gediagnostiseerde, ADHD-hoofd – niet – kan onthouden dat ik planten water moet geven. Maar mijn ouders hebben wel een tuin vol slakken (en andere dingen die in een tuin horen). Laatst kwam ik Lucas ophalen, nadat ze een middagje op hem hadden gepast, en meneer had er wel een stuk of vijftien gevonden en bij elkaar gezet. Hij bekeek nauwkeurig of de huisjes leeg waren en ging om de zoveel tijd kijken waar z’n slakjes naartoe kropen. Ik moet wel zeggen, dat ik een paar keer moest benadrukken dat slakken het niet leuk vinden als je hun huisje kapot maakt, en dat ze niet kunnen zwemmen, sindsdien is hij wat voorzichtiger…

Ik weet nog van vroeger dat ik zelf ook een lichte obsessie had met kleine diertjes. Een verhaal dat mijn moeder mij meermalen heeft verteld, is dat ik een keer een vriendinnetje op bezoek had en mijn moeder op een gegeven moment een heel harde gil hoorde uit de tuin. Ze kwam aangesneld, maar gelukkig was er geen noodsituatie. Het meisje dat bij me te spelen was vond het niet zo leuk dat ik haar liet zien hoeveel pissebedden er onder een baksteen leefden. Ik vond het wel boeiend om te onderzoeken wat er allemaal in de tuin krioelde; pissebedden, wormen, torretjes en slakken natuurlijk. Ik dacht dat dat wel normaal was, maar blijkbaar is dat nog iets waarin ik afwijk. En deze afwijking lijk ik door te hebben gegeven aan mijn zoon.

Lucas is nu nog te klein om van alles over slakken op te zoeken, maar hij heeft al wel steeds interessantere vragen over van alles. Alhoewel de belangrijkste vragen nog steeds zijn: ‘Waar is de bus nu?’ en: ‘Gaan we de bus zien?’ Maar hij zegt ook heel erg geinige dingen. Zo gingen we laatst naar de dierentuin in Oosterend en eerder genoemd ADHD-hoofd kan de weg op Texel nog steeds niet onthouden, dus had ik de navigatie aan. Die vertelde iets als: ‘Ga naar rechts om op de Kogerstraat te blijven’, en Lucas antwoordde: ‘Maar mevrouw, we gaan naar de dierentuin, dan moeten we niet op de Kogerstraat blijven.’ Toen we daar eenmaal waren en ik tegen hem zei: ‘soms eten schildpadden ook vissenvoer’, antwoordde hij: ‘nu is het soms’. Dat had hij wel slim bedacht, vond ik zo.

Groeten, Elisabeth